Twee jongens groeien op in andere tijden en verschillende omgevingen.
Platteland, voor de Eerste Wereldoorlog, Duits gezin, veel huiselijk geweld, een sterke vader en een zwakke moeder.
‘Mijn moeder is bij uitstek een vrouw, hoe ze hier vinden dat een vrouw hoort te zijn. Minzaam en geduldig. Is bereid zich onvoorwaardelijk op te offeren voor haar gezin en volkomen op te gaan in de dienstbaarheid die ze geacht wordt mijn vader te verlenen.’
Amsterdam, Tweede Wereldoorlog, Joods gezin, veertien kinderen, een sterke moeder en een zwakke vader.
‘De Joden moeten zich aanmelden voor deportatie. Wil mijn vader dat gaan doen, mag dat van mijn moeder niet. Zegt ze: ‘We gaan niet. Nooit. En het zal wel loslopen allemaal. Wie zijn wij nou? Wij zijn toch niet belangrijk voor ze? Ze weten niet eens van ons bestaan”. Maar dat weten ze wel.’
In ‘Van Huis Uit’ staan twee onthutsende verhalen tegenover elkaar, verhalen waarin we zien hoe de maatschappelijke omstandigheden, maar toch vooral het contact met onze ouders, bepalend zijn voor hoe we als volwassenen in het leven komen te staan.